← Back to portfolio

Onmogelijke liefde: over Bright Stars filmische poëzie.

Published on

Willem Jan Otten bespreekt Jane Campions film Bright Star in zijn serie ‘Tegen beter weten in.’ De serie in dagblad Trouw gaat over onmogelijke keuzes. Hij benoemt in zijn essay niet expliciet hoe de film in het thema past, wat de onmogelijke keuze in de film is. Op het eerste gezicht is de amoureuze verhouding van dichter John Keats met modekoningin Fanny Brawne een Shakespeareaanse onmogelijke liefde. Keats is een dichter met te weinig succes om in het levensonderhoud van hen beide te kunnen voorzien en derhalve is een huwelijk ondenkbaar, terwijl haar stand haar verplicht om te trouwen met een acceptabele (lees: vermogende) kandidaat. De liefde maakt dat ze tegen beter weten in toch van elkaar gaan houden en hun levens met elkaar gaan verweven. Het gevolg is verlangen en ‘een allesverterend gemis’, zoals Otten het treffend verwoordt.

Maar de film gaat volgens mij over verschillende soorten en gradaties van gemis en de variëteit aan menselijke reacties daarop. De belangrijkste vraag die de film bij me opriep was: waarom gaan die twee in de film niet samen, waarom kunnen (naast de praktische bezwaren van geld en klasse) hoofdpersonen John en Fanny niet gewoon samen gelukkig zijn en toch hun beider passies nastreven? Waarom staan ze tussen zichzelf en de liefde in?

John lijkt Fanny te willen ontvluchten, hoezeer hij toch ook dichtbij haar wil zijn, hoezeer hij haar ook liefheeft. Hoe kunnen deze twee tegenovergestelde tendensen van aantrekking en afstoting, centrifugale en centripetale krachten, in één mens samengaan? Het lijkt me dat John in een destructief soort omkering het gemis en de scheiding volledig doorleeft en rigoureus ten einde brengt. Hij verwijt zichzelf niet goed genoeg voor Fanny te zijn, te falen in de liefde. Hij kan niet anders dan zich volledig met dit gevoel van onbekwaamheid te identificeren. Hij ziet de onmogelijkheid van zijn liefde als een voldongen feit, als een onveranderlijke werkelijkheid. Door Fanny te ontvluchten zorgt hij er paradoxaal genoeg juist voor dat het ook daadwerkelijk zo verloopt als hij meent dat het zal moeten gaan. De liefde wordt definitief onbereikbaar doordat hij onbereikbaar geacht wordt.

Johns gemis betreft zowel zijn geliefde als de liefde zelf. De manier waarop hij Brawne’s liefde onbeantwoord laat door uit haar leven te verdwijnen en te vluchten in zijn werk is een vooruitblik op de manier waarop hij met zijn voortijdige dood voor altijd van haar verwijderd zal zijn. Voor hem is het verdriet een gevolg van een verlangen naar ook maar de mogelijkheid van liefde. Voor haar is het verdriet veroorzaakt door het besef van de eindigheid van niet alleen haar geliefde maar ook de liefde op zich, de onlosmakelijke en hartverscheurende verbondenheid van liefde met sterfelijkheid. Het besef dat liefde niet eeuwig en onvoorwaardelijk is maar eindig, werpt hen beide plotsklaps diep in de volwassenheid van het bestaan. De idee van liefde maakt plaats voor daadwerkelijk liefhebben. De eindigheid en de bepaaldheid van de liefde intensiveren zowel het geluk als de tragiek. Liefde heeft een grimmige Januskop: hoe moeilijker ze is te vinden en vast te houden, hoe heviger we naar haar verlangen. Ze is voorbestemd altijd net buiten ons bereik te blijven. Ze ligt altijd net achter de horizon, hoe ver we ook reizen. Zo drijft ze ons verlangen.

Keats’ reactie op zijn gemis is zich te wenden tot de poëzie. Hij sublimeert de negatieve emoties van het gemis en verdriet in schoonheid en troost; hij is een spirituele alchemist. Het web van woorden dat hij spint is tegelijk aards en hemels, onlosmakelijk verbonden met maar toch van een andere orde dan de (fysieke) realiteit. De poëzie maakt de donkere werkelijkheid iets lichter, maar verandert haar welbeschouwd niet. Het is eerder een manier om de blik op de wereld te veranderen, om je iets te laten zien wat er altijd als was maar wat je simpelweg niet zag.

Campions film is volgens mij meer dan een dramatisch aangezette biopic of vertelling van een tragische liefde. Otten zinspeelt op een hogere betekenis: de film gaat over poëzie - of bedoelt hij zelfs dat de film poëzie is? Hij schrijft:

“poëzie is […] een mengeling van liefde met sterfelijkheid, van eeuwigheid met lichamelijke eindigheid, hartstocht met verdwijning, het draait om ‘onrustig waken in zoete hartstocht’ op armlengte van de dood.”

De film is poëzie, net zoals de teksten van Keats dat zijn. Poëzie overstijgt het persoonlijke en individuele niveau ten gunste van een meer universele expressie. Of beter gezegd: poëzie drukt het universele uit juist door de individuele vorm, het is een vorm van oneindigheid dat bestaat bij de gratie van de eindigheid – om het in Ottens begripsparen uit te drukken. De film overstijgt het individuele of het biografische en drukt iets algemeens uit, iets wat ons kijkers in het heden door een poëtische draad verbindt met Keats en Brawne in hun tijd.

Campion drukt met filmische middelen uit wat Keats met woorden deed. De interieurs, de stoffen en de natuur baden allemaal in het ‘witte Paaslicht van het vroege voorjaar,’ zoals Ottten schrijft. Dit maakt dat de mensen en de dingen in de film met een transcendentale gloed omgeven lijken. Zo combineert de film lichamelijke eindigheid met eeuwigheid, liefde met sterfelijkheid, abstractie met materialiteit. Zoals het heilige licht het aanschijn van de film verzacht, zo zijn het verdriet en het gemis omgeven door de troostende schoonheid van de poëzie; het geeft ze zin en verheft, tilt ze op uit de diepte, en slaat een moederlijke arm om hen heen.

Campion Bright Star

Campion Bright Star

De filmmaakster heeft in Keats waarschijnlijk iets herkend van haarzelf. In de film is een bepalend moment dan ook dat John in Fanny iets significants herkent dat hem doet openstaan voor haar en hem haar als het ware in een ander licht doet bezien. Het is het moment dat hij de poëzie in haar borduurwerk herkent, of zoals Otten schrijft: ‘Fanny’s ernst, haar eerlijkheid’. Ze is niet langer de belachelijke, ijdele modepop die Brown van haar heeft gemaakt, ze is een mens die in staat is schoonheid te creëren, iets van de eeuwigheid in de eindigheid te laten bestaan. John ziet in haar een dichter, hij snapt dat dichten niet altijd met woorden hoeft, maar ook kan doorschijnen in kant- en borduurwerk. Keats zou dus hebben begrepen dat ook film een poëtisch medium kan zijn.