← Back to portfolio

Paterson: een ode aan de verwondering

Published on

In het leven van buschauffeur annex amateurdichter Paterson, de hoofdpersoon van Jim Jarmusch’ gelijknamige film, lijkt nooit iets te veranderen. Zijn leven verloopt volgens vast stramien, op gezette wordt er gewerkt en ’s avonds op café een biertje genuttigd. Het stadje Paterson waar hij woont, lijkt al evenzeer onveranderlijk. Men kijkt er eerder nostalgisch terug op het verleden dan dat men grootse toekomstvisioenen heeft.


Nu

Je zou dus kunnen verwachten dat Paterson leeft in een soort Groundhog Day-depressie waarin niets hem raakt of impact heeft en niets van enige betekenis nog gebeurt. Steeds maar weer hetzelfde: wakker worden voor de wekker aan, voor altijd gevangen in de beklemmende routine van weer een dag hetzelfde rondje op de bus te moeten rijden.

Maar niets is minder waar. Paterson is in staat om in het alledaagse en schijnbaar onveranderlijke toch inspiratie te vinden en zich te verwonderen over een detail of een toevallige ontmoeting. Hij kan zelfs diepe teleurstelling en tegenslag omzetten in schoonheid en geluk in de gedichten die hij schrijft. Niets lijkt in staat hem uit balans te brengen, hij is in volmaakte harmonie met zichzelf en zijn omgeving. Hij lijkt constant in het moment te zijn, altijd volledig in het nu, tevreden met wat hij heeft, als in een voortdurend nirwana. Zijn manier van leven, gekenmerkt door pure aandacht, poëzie vinden in het meest banale en alledaagse en zich verwonderen als een kind, is het waard om te volgen.


Straks

Dit contrasteert duidelijk met de manier van leven in onze huidige 'prestatiemaatschappij', waarin we, onrustig voortgedreven door een permanente onvrede, steeds zo obsessief met de toekomst bezig zijn dat we eigenlijk nooit echt meer in het nu lijken te leven.

Je zou het idee van depressie dus kunnen omdraaien: wij zijn het die depressief en afgestompt zijn, wij zijn het die geen betekenisvolle ervaring meer kunnen halen uit het alledaagse. Het verregaande consumentisme in onze ‘aandachtseconomie’, met zijn aanvalstactiek van het audiovisuele bombardement dat we dagelijks zo lijdelijk ondergaan, heeft ons ziende blind en horende doof gemaakt. We ontberen het kleine geluk van zorgeloze observatie, de kinderlijke verwondering over wat zich aan ons voordoet, de ongefilterde aandacht voor dat wat een onopvallend bestaan leidt buiten ons directe, sensatie-gerichte blikveld. We leven met een toekomstvisie voor ogen, een olifant in de kamer die ambitie heet. Paterson is de compleet on-ambitieuze tegenpool van onze hedendaagse, hemelbestormende millennials. Ik denk dat we van Paterson kunnen leren om niet het hier-en-nu en onze directe omgeving te vergeten, om juist de impact te voelen van een weinig gebeuren.


Lyriek

Over de gedichten in de film schrijft een recensent van de New York Times heel opmerkzaam:

The poems that Paterson writes are by the American poet Ron Padgett. One, titled “Love Poem,” opens with a simple, direct declaration about a humble household object, matches: “Currently our favorite brand is Ohio Blue Tip.” At first, the writing is precise, concrete and pictorial, and includes descriptions of both the boxes, with their “dark and light blue and white labels,” and of the matches, with their “one-and-a-half-inch soft pine stem.” With a flourish (like that of a lighted match), the language veers into the metaphoric (the match heads are “sober and furious”), only to end with soaring lyricism and a love note: “I become the cigarette and you the match.”

A similar progression — from the basic to the rhapsodic, the material to the transcendent — happens in “Paterson” as days pass, details accumulate, and words turn into poetry, one line at a time.

Dat idee van progressie van het descriptieve naar het lyrische is denk ik cruciaal in het begrijpen van de vertelstructuur van Paterson. Jarmusch’ film nodigt ons uit tot eenzelfde vorm van aandacht en ontvankelijkheid voor het kleine en onopvallende. De film is als een spiegelbeeld van de monotonie van Patersons leven met narratieve herhalingen en echo’s van eenvormigheid. De film neemt als het ware de vorm van een gedicht aan. Hij transformeert het gewone en onopmerkelijke door onze blik aan te scherpen, het overbekende in een nieuw licht te zetten en zo ons opnieuw naar de wereld te leren kijken met aandacht en vol liefde.


Inspiratie

Naast een portret van een aimabele, introverte en poëtisch-aangelegde buschauffeur, is Paterson ook een film over inspiratie; de aanjager van creativiteit en de bron van poëzie. Patersons vriendin is niet zozeer de mythische Muze van wie dichters al sinds de oudheid reppen. Paterson kan zich ogenschijnlijk net zo verwonderen over haar als over een onbekende op straat. Hij kan even lyrisch schrijven over zijn favoriete merk lucifers of over de lekker zoete pruimen in de koelkast als over de liefde van zijn leven. Zijn muze is kameleontisch en neemt afwisselend de gedaante aan van een eigenzinnige Aziatische poëzie-enthousiasteling of van een jong meisje en dichter-in-wording. Paterson hoort schoonheid weerklinken in een tersluiks gehoord gesprek tussen anarchistische rebelse tieners in de bus of in een ruzie van geliefden. Zijn leven leert ons dat we niet de wereld over hoeven te reizen om onszelf te vinden. Het enige dat we nodig hebben is een open blik. Het nieuwe notitieblok dat Paterson krijgt aan het eind van de film is een belangrijk symbool: het is nog onbeschreven en moet zich nog vullen met steeds meer nieuwe ervaringen. Het is een symbool van hoop en verlangen, de belofte van een nieuw begin.