← Back to portfolio

The Turin Horse, of: de moeilijkheid van het schrijven

Published on

The Turin Horse

Het oorspronkelijke idee van deze blogpost was een recensie te schrijven over de Hongaarse film The Turin Horse: de episch trage, minimalistische zwart-wit zwanenzang van regisseur Béla Tarr, aan wie het Eye Film Instituut momenteel een tentoonstelling wijdt. Er is zoveel dat ik over deze film zou willen zeggen. Als ik nu zou beginnen en aan één stuk door zou schrijven, dan zou ik aan honderd jaar nog niet genoeg hebben.

  

Een nederig begin

En toch, het kost me de grootste moeite om iets neergeschreven te krijgen. Is het faalangst? Is het ontzag? Want wat kun je nog schrijven dat ook maar iets toevoegt aan dit ultieme meesterwerk? Moet ik met barokke bijvoeglijke naamwoorden de meesterlijk cinematografie roemen? Durf ik me nog met schrijversbombarie te wagen aan de memorabele muzikale score die maar in mijn hoofd blijft nagalmen en me spookachtig blijft achtervolgen? Kan ik nog uitbreken in de meest luide lofzang op het magnifieke minimalisme van de film? Of zal ik maar beter zwijgen zoals de karakters in de film dat hebben leren doen?


Ik ben een schrijver zonder woorden - vol met gedachten, barstend van beelden. Het stuk zit eigenlijk al uitgeschreven in mijn hoofd, maar ik krijg het niet op papier. Het is te vluchtig, te onscherp nog. Ik kan de toon van het stuk al horen, als een lyrische melodie die je gedempt hoort in een aangrenzend vertrek. Maar zodra je het probeert te reproduceren, dan ben je het alweer kwijt.


Ervaring en zelfbewustzijn

Laat ik dan beginnen met het benoemen van mijn eigen ervaring. Hopelijk kom ik zo via een omweg weer terug bij de film. Dit ogenschijnlijk simpele benoemen is echter al moeilijk genoeg. Een groot gedeelte van onze ervaring, onze gewaarwording van de dingen die we elke dag doen, speelt zich namelijk op een niet-reflectief niveau af. We hebben wel bewuste ervaringen – we voelen, denken, nemen waar – maar we zijn ons niet zo bewust van hoe we dat precies doen. Op het moment dat we onze beleving dan naderhand proberen te analyseren of verwoorden, dan lijkt ze in rook op te gaan. Van een afstandje bezien een tamelijk solide substantie, maar hoe dichterbij je komt hoe duidelijker het wordt dat het eigenlijk een vluchtig gas is – altijd net buiten ons talige handbereik.


Ik kijk veel films en voel en denk en beleef daar van alles bij, maar vaak is het niet nodig me af te vragen waarom de film zo werkt als hij doet en waarom ik ervaar zoals ik doe. Het lukt me meestal wel om met mijn analytische kijkhouding en gebruik van verbeeldingskracht iets te schrijven over de stijl van een film of een thematische interpretatie ervan te geven – het is als met een hamer op een spijker slaan (iets wat me als timmermanszoon ook echt goed afgaat, dat terzijde). Als het lukt, ben je je niet zo bewust van de vorm van de hamer, het gewicht van de kop ten opzichte van de steel of de houtsoort. Pas als het gereedschap faalt, dan trekt het de aandacht naar zich toe.


Dit klinkt allemaal nogal theoretisch. Wat ik probeer duidelijk te maken is dat de film The Turin Horse een film is waarbij de geijkte manier van kijken (het mentale gereedschap als het ware) faalt en zodoende de aandacht naar het kijken zelf toetrekt. Veel films hebben een verhaal dat is na te vertellen. Maar doe dat bij deze film en je hebt nog geen idee wat de film bijzonder maakt, hoe het is om de film te beleven. Het zou ongeveer zo gaan:


Zes dagen in het armoedige leven van een oude man en zijn dochter die diep in het Hongaarse platteland in barre omstandigheden ploeteren om in leven te blijven: opstaan, aankleden, twee shotjes Palinka(vruchtenbrandewijn) als ontbijt, water halen, hout hakken, kleren stoppen, een gekookte aardappel als avondeten, uit het raam staren en de volgende dag vervloeken die zeker weten net zo erg – zo niet erger – zal zijn. En dat zes keer herhaald: uit den treure, tot walgens toe, steeds maar weer. De eeuwige wederkeer van ellende.


Veel meer is het niet. Maar, oninteressant als dit klinkt, ik bleef maar gefascineerd kijken naar deze mensen. Deze mensen die grotendeels woordeloos door het leven gaan. Deze mensen voor wie alle dingen in hun leven volgens vast stramien verlopen. Deze mensen die ondanks alles toch niet opgeven. Het meest banale, het meest alledaagse en vergankelijke, de meeste elementaire vorm van leven is hier betoverend en beklijvend.


De betovering

Hoe zit dit nou, wat is het geheim van de film en waarom is het zo lastig er over te schrijven? Laat ik beginnen met het beantwoorden van de laatste vraag. Zoals ik al schreef: onze standaard kijkinstelling werkt niet zo goed. De film is te minimaal, te repetitief; met te weinig verhaal en een ontbrekende karakterontwikkeling. Er is in het verhaal geen herkenbare Aristotelische driedelige dramatische structuur waar je houvast aan hebt. Het verhaal lijkt eerder een eeuwige herhaling van hetzelfde dan een ontwikkeling of een voortgang in een bepaalde richting. En daarbij komt dat het verhaal met horten en stoten verteld wordt: steeds worden er kleine fragmenten van het leven van de karakters getoond, in real time en met minutieuze aandacht voor detail in beeld gebracht, waarna er met een sprong naar de volgende scene zomaar enkele uren vooruit in de tijd gesprongen wordt. Het effect is dat de film zichzelf lijkt te herhalen, dat deze sleur van alledaagsheid en verveling alles is dat de personages meemaken. Als kijker raken we zelf als het ware gevangen in de ijzeren en onveranderlijke routine van de hoofdpersonages. Het koppige aanmodderen krijgt iets heroïsch. Het langzame tempo en de vele herhalingen met minimale variaties zijn functioneel in het overbrengen van dit gevoel van oneindigheid en onveranderlijkheid van de situatie.

Eeuwige wederkeer

Eeuwige wederkeer

Tel daarbij op dat de karakters zo zwijgzaam zijn dat het lastig is om ons met hen te identificeren. Het vraagt een groot inlevingsvermogen om ons in hun schoenen te plaatsen en ons voor te stellen wat er in hun omgaat. Regisseur Tarr vertelt in een interview die te zien is bij de tentoonstelling in Eye dat hij wil dat zijn acteurs hun rol niet spelen, maar hun rol zijn. De acteurs hebben geen uitgebreide teksten waarin we hun emoties en denkbeelden leren kennen, en hun acteerstijl is zo uitdrukkingsloos als het maar kan. De karakters leren we juist vooral kennen door wat ze doen en hoe ze dat doen: hoe ze lopen naar de waterput of het paard, hoe ze houthakken of koken, hoe ze elkaar gadeslaan over de tafel heen terwijl ze hun aardappel naar binnen werken tijdens het diner. Een oogopslag vertelt ons van de innerlijke ontzetting en de wanhoop; een woord waarin een ondertoon van ergernis doorklinkt, is getuige van het zielenleven van deze ondoorgrondelijke mensen; een nauwelijks hoorbare zucht doet verslag van de diepte van hun menselijkheid.


Kijkles

Dit is dus waarom de film zo lastig te beschrijven is: de film dwingt je opnieuw te leren kijken, hij vraagt je ontvankelijk te zijn voor de meest minimale details in het beeld en het geluid. De betekenis van de film ligt niet in de eerste plaats op het niveau van de verhaalstructuur of de behandelde thema’s (die beide ook interessant zijn), maar in de pure, elementaire zintuiglijke beleving die op een ontoegankelijker, subtieler niveau van gewaarwording plaatsvindt. De film verlegt de aandacht van actie en reactie naar pure perceptie van ruimte en tijd. Om erover te kunnen schrijven is het nodig een vertaalslag te maken: van basale sensaties van beweging, ritme, kleurgradaties, vorm, en tempo naar betekenisvolle ideeën en begrippen die je kunt vatten in taal.


En nu terug naar de eerste vraag, die van de mysterieuze aantrekkingskracht van The Turin Horse. Dit hangt ten dele samen met wat ik al schreef. Een deel van de schoonheid die te vinden is te midden van de misère en de ontberingen in de levens van de personages komt voort uit de manier waarop de film ze toont: de vloeiende lange camerabewegingen die geduldig alle hoeken en gaten van het huis verkennen. De lage hoeken waarin Tarrs vaste cameraman Fred Kelemen de personages in hun situatie fotografeert, geven de personages en de omgeving nog eens geaccentueerde epische proporties. Zelfs de versleten tafel, het hangende scharnier van de paardenstal, of het kale en barre landschap krijgen een betekenisvolle gloed hoe langer we er naar kijken. Kelemens cameravoering is net zo volhoudend als de hoofdpersonages zelf, met trage bewegingen en lange shots lijkt de camera zelf haast een eigen leven in het filmlandschap te hebben. De camera toont ons de schoonheid in het lelijke, aftandse en onooglijke.

MonumentalismeMonumentalismeMonumentalisme


Neem de tijd

De film neemt de tijd om ons iets te tonen wat we het liefst verdrukken en vergeten: onze aardse, vl(r)eselijke, en vergankelijke lichamelijkheid; onze menselijkheid waar alle lagen van cultuur vanaf zijn gepeld; ons pure overleven. Het aspect van tijd is belangrijk hier. Door het verteltempo te vertragen, dwingt de film je met meer aandacht te kijken. In plaats van het beeld te begrijpen als informatie dat te gebruiken is om het verhaal te volgen, is het beeld weer puur beeld. Het is daar, het volhardt, het dringt zich aan je op en je kunt er niet omheen. Het beeld is zo bezien weer bevrijd uit de verstikkende greep van de productiviteit; ontdaan van de noodzaak tot betekenen; een tijdsbubbel van waaruit je de op drift geraakte wereld rustig en afstandelijk kunt bezien. Juist daarom is de film zo essentieel en vitaal in deze tijd: de traagheid ontzet je even, haalt je uit je gewone ritme en herijkt zo je blik op de wereld. De films is even bijtijds als ontijdig.


Zo, uiteindelijk heb ik dan toch, al doende, met enkele uitweidingen, iets over de film geschreven.